Tasawwuf/Soefisme

23 mei 2011
1.992
17
Wat houdt soefisme eigenlijk in? Waar komt het vandaan?

Ik ga in deze topic een aantal artikelen plaatsen hierover. Voor alle duidelijkheid: 'ik ben geen soefist of iets wat erop lijkt'. Ben gwn geinteresseerd in alle stromingen die er zijn. Want je hebt zoveel stromingen en het is (vind ik dan) ook wel handig als je weet wat iemand 'aanhangt' en waarom ze dat doen en waar het vandaan komt etc. Ook voor je eigen kennis is het goed, hoe meer je weet hoe meer je het zelf kan toepassen. Bijv als je ooit een keer in gesprek gaat met iemand van een andere stroming om het zomaar te zeggen.

images
 
23 mei 2011
1.992
17
Ik zal beginnen met de geschiedenis. Zie dit maar als hoofdstuk 1

Bron:
Van den Broeck, 0., Historiek van het Soefisme
1992 uit: Islamitisch Nieuwsbrief, ICC Brussel


1.1 De oorsprong van het Arabische woord ‘soefi’

In artikels verschenen in de Islamitische Nieuwsbrief werd reeds herhaaldelijk de nadruk gelegd op het dynamische karakter van het Islamitische geloof. Deze dynamiek komt sterk naar voor binnen het soefisme dat ten andere als voornaamste doel heeft deze dynamiek concreet te beleven, met als uiteindelijke bedoeling God zo dicht mogelijk te benaderen. Devotie naar God toe wordt dan begrepen als een verinnerlijkingsproces, waarbij de gelovige langs verschillende stadia evolueert en waarbij dezelfde Koranische boodschap progressief diepgaander wordt begrepen. Om deze belevingsinhouden te duiden en te systematiseren, werd vlug de behoefte gevoeld specifieke concepten te introduceren. In het begin ging het vooral om Koranische termen waarvan de nood werd aangevoeld ze in het kader van deze verinnerlijking te omschrijven en uit te leggen. Later zouden typische ‘soefi-termen’ volgen. Soms zijn deze niet Koranisch zoals de termen tasawwoef (soefisme) en soefi’ zelf.* De oorsprong van het Arabische woord ‘soefi’ is onduidelijk. Meestal leidt men het af van het woord ‘soef’, wat ‘wol’ betekent. Het zou dan verband houden met het feit dat soefi’s de gewoonte hadden een mantel in witte wol te dragen. Het Arabische woord voor ‘soefisme’ is ‘tasawwoef’, uiteraard van dezelfde stam als ‘soefi’. Corbin (1969) verdedigt de these dat het om een transcriptie van het Griekse ‘sofos’, wijze, zou gaan.

1.2. De school van Basra

De praktijk van het soefisme zou echter van in het begin een duidelijk intellectuele en mentale dimensie gekend hebben, wat niet onmiddellijk strookt met de eerste ‘soefi’s’ die zich voornamelijk onderscheidden door verregaande ascese (zoehd) en godsvrees (taqwa), door hun reactie tegen de geleidelijke verloedering van de zeden binnen de eerste Islamitische rijken. Tegen deze decadentie ging dan ook de prediking van Hassan van Basra (Hassan al-Basri), gestorven in 728. Aan de andere kant is wel duidelijk dat de soefi’s van in het begin hebben verwezen naar spirituele dimensies die inherent zijn aan de Koran en doorgegeven door de Profeet aan de trouwste van zijn discipelen.

1.3 De kleurrijke dimensies van de school van bagdad

Na de dood van de Profeet hadden de moslims vlug een echt wereldrijk opgebouwd. Tijdens de Abbasieden-dynastie was Bagdad, de stad der duizend en één nachten, de hoofdstad geworden. In die fabelachtige metropool van de jurist Aboe Haniefa (grondlegger van één der juridische scholen) en van de kalief Haroen Ar-Rasjied, tijdgenoot van Karel de Grote, heeft zich een plaatselijke soefi-school georganiseerd, met als eerste bezieler Moehâsibi. Hij leefde ten tijde van Ahmad Ibn Hanbal. In zijn belangrijkste werken, De naleving van de rechten van God en Boek der Raadgevingen stelt hij dat de soefi’s opdracht van Asjâri vervolledigde, maar dan in een andere richting, om de verschillende islamitische sensibiliteiten dichter te brengen en de spirituele eenheid van de Islam te verzekeren.†(Mokri, blz. 83)

De meest markante figuur in deze context is waarschijnlijk de Egyptenaar Dhoe an-Noen (zijn graf bevindt zich nu nog steeds dicht bij de pyramides). De volgende beoordeling over Dhoe anNoen is van de hand van één van de meest invloedrijke soefi-meesters, Roemi, waarover ik het nog uitgebreid zal hebben: “Er zijn grote meesters geweest voor Dhoe an-Noen, maar hij was de eerste die op een open wijze durfde uit te leggen waar de anderen alleen maar naar verwezen. Djoenayd (cfr. infra; franstalige transcriptie: Junayd) bracht orde in deze “wetenschap†en ontwikkelde ze... Sjibli (cfr. infra) zou ze van boven op de preekstoel in zijn predikingen openbaar maken.†(Mokri, 1977, bLz. 478) Zoals zo talrijke soefi-meesters waren ook vrouwelijke “meesters†belangrijk in de evolutie van Dhoe an-Noen. Zo bijvoorbeeld dat magere jonge meisje, waarvan het gelaat de sporen droeg van uitputtende gebedswaken. Toen Dhoe an-Noen haar vroeg of zij de eenzaamheid waarin ze leefde niet te zwaar vond, antwoordde ze: “Laat me gerust. Bij Diegene die mijn hart vult met Zijn liefde en Zijn subtiele
wijsheid, ik heb in mijn hart geen plaats meer voor een ander dan Hij !‘

Naast deze asceten kent het eerste soefisme ook vele aangrijpende “gewone mensen†die hun leven stil hebben doorgebracht bijvoorbeeld als kleine ambachtslui: ik denk aan San As-Saqali, de oom van Djoenayd waarover verder sprake is; aan “Bisjr met de blote voeten†en zijn zusters: Moedgha, Moechcha en Zoebda. In hun ambachtelijke scrupules gingen ze alle vier - Bisjr zelf spon wol - zo ver dat ze de grote geleerde Ahmad Ibn Hanbal, stichter van één van de vier belangrijke juridische scholen binnen de Islam, in verlegenheid brachten. Toen de oudste stierf, was Bisjr zo ontroostbaar dat sommigen er hun verwondering over uitten. “ik heb in een boek gelezen, legde hij uit, dat indien iemand zijn Heer verwaarloost, deze hem zijn gezel ontneemt en mijn zuster Moedgha was mijn gezel in deze wereld.†(Dermenghem, blz. 72) Zij verlichten als het ware het kader van wat we weten over het volk van Bagdad.

Over Bisjr nog volgend stuk (Dermenghem, blz. 78):
“Op 76 jaar werd Bisjr ernstig ziek en liet een arts komen aan wie hij zijn pijn beschreef: “is dit geen gemis aan aanvaarding van wat God ons toebedeelt?’ vroeg een. Nee, zei de stervende, die geen enkele kennis misprees, ook niet van fysiologische orde; ik geef de geneesheer via mijn ziekte inzicht in de macht van de Allerhoogste. En hij verliet deze wereld, zonder het minste bezit, zoals hij hem was binnengekomen. Op het punt te overlijden, werd hij bezorgd.
- Hou je dan van het leven? vroeg één van zijn discipelen hem; zij deden er werkelijk geen doekjes om.
- Het is niet om het leven dat ik geef, fluisterde Bisjr; maar het is een ernstige zaak te verschijnen voor de Koning.â€


1.4 De school van Chorassan

De school van de Chorassan (grosso modo de streek van het huidige Azerbaidjan het is in deze streek dat de opstand tegen de Omeyyaden-dynastie begon) wordt ‘ingeleid’ door Ibrahiem Ibn Adham. Het was en bekende prins die zijn rijk verliet om aan zijn roeping te beantwoorden; hij werkte als tuinier in Syrië, en stierf in de strijd tegen Byzantium in 776. Bayazied zou volgens bepaalde oriëntalisten beinvloed zijn geweest door de vedaanta. Naast markante uitspraken die als het ware voorlopen op deze van Hallâdj , ‘allen inderdaad zijn sterk ‘metafysische’ vertalingen van zijn ervaringen.

Grote soefi leermeesters hebben uiteenlopende interpretaties gegeven van deze uitspraak. Dit hoeft niet te verwonderen, aangezien spirituele ervaringen in de eerste plaats subjectief-visionair zijn. Wat een moderne intellectueel wellicht opvalt, is de nadruk die gelegd wordt op het “ontkenningsparcours†om te komen tot de Goddelijke Eenheid.

Men kan ook het verband leggen met het eerste deel van de geloofsbelijdenis: “Er is geen godheidâ€, dat voorafgaat aan: “tenzij AIIah†(en verder met die aspecten uit de moderne Westerse filosofie die zich ook met “filosofische deconstructie†(bijvoorbeeld de theorieën van J. Derrida) bezig houden (en dit in de sporen van het agnosticisme en het existentialisme: de vrijheid van de mens kan pas gevonden worden in het stukbreken van de idolen).

Op louter intellectueel vlak moet het niet verwonderen dat verbanden kunnen gelegd worden tussen het soefisme en mystieke of metafysische stromingen binnen andere godsdiensten. Weliswaar heeft de intrede in de werelden van het onzichtbare veel te maken met de aanleg van een individu, en deze van een groep gelovigen, maar alle godsdiensten vertellen uiteindelijk altijd over de éne en zelfde Waarheid (cfr. Van den Broeck, 1987).

De school van Chorassan zou verder openbloeien o.a. met Tirmidzi, Aboe Said abi-l-Chayr (967 - 1049) over wie twee eeuwen later een biografie zou geschreven worden met anekdotes die de werkwijze van een soefi sjeich ten opzichte van zijn discipelen in die tijd pittig illustreert (Monawwar, 1974). Ook de streek van Chorassan wordt er op een levendige manier getekend. Aboe Said wordt ook tot de Perzische soefi’s gerekend evenals de zo bekende Faried ad-Dien Attar (met de bekende Samenspraak der vogels: na een uitputtende zoektocht naar hun Koning, de Simorg, komen 100 vogels, in het Perzisch “si morgâ€, tot de bevinding dat zij zelf die Simorg zijn) en Roemi.

Een heel eigen evolutie van de “school van Chorassan†zou leiden tot wat men de “Malâmatiya†heet, die vooral op blaam (“malâmâ€) uit waren, en daarin een soort psychologische kastijding vonden om zich te zuiveren. Ze zouden een blijvende invloed uitoefenen op het soefisme, maar ook op andere godsdiensten, bijvoorbeeld sommige Russisch-orthodoxe mystici.



*Er zijn verschillende mogelijkheden betreffende de etymologie van het woord tasawwoef:
- van soef, wol, omdat de eerste soefi’s zich uitsluitend met wol zouden hebben gekleed;
- van safaa’, zuiverheid;
- van sifa, hoedanigheid; of
- van soeffa, de bank van de moskee van de Profeet, waar sommige gezellen van de Profeet zich ophielden in concentratie op God, en in verzaking aan de wereld
 
23 mei 2011
1.992
17
Bron:
Fris, A.R., Een artikel over Soefisme van A.’Isa
1992 uit: Islamitisch Nieuwsbrief ICC Brussel




Hoofdstuk 2.
Een artikel over soefisme op basis van het werk; Haqa'iq at-tawassoef van Abdoelqadir 'Isa


Een definitie van “tasawwoef†(soefisme):

tasawwoef is de wetenschap die de kondities voor de zuivering van de harten bestudeert, deze van het karakter en gedrag, en tevens het in overeenstemming brengen van het uiterlijke en het innerlijke (met Gods wil) om eeuwig geluk te verkrijgen (uit het “Qosjairitische Geschriftâ€, Al-Ansâri: cfr. A6)

De oorsprong van het woord “tasawwoef†wordt op verschillende manieren verklaard:
1) wollen (vloer)kleed (“soefaâ€);
2) kwaliteit / eigenschap (“siffaâ€);
3) helder/zuiverheid (“safaâ€);
4) (de mensen van de) “Soffaâ€, plaats in de moskee van Profeet Mohammad te Medina, waar toegewijde volgelingen, ‘sahabi’s’, zich ophielden;
5) gezuiverd, puur (“safwaâ€);
6) (eerste) rij (“saf’);
7) ruwe wollen kleren (“soef†= wol)

Gesteld kan worden tijdens het leven van de profeet MOHAMMED (s.a.s) en zijn directe volgelingen geen behoefte bestond aan een speciale verdieping van de islam. Alle volgelingen, ‘sahabi’s’ en opvolgers ‘tabi’ie’s’ waren als het ware tegelijkertijd ook “mutasawwef â€. Pas later, met de verbreiding van de islam, ontstond de nood aan een soort specialisatie. Verschillende takken van islamitische wetenschapsbeoefening begonnen zich af te tekenen, zoals
de Arabische grammatica;
de “fiqhâ€, of jurisprudentie;
de “tawhiedâ€, of monotheïstische theologie;
de “hadieth†wetenschappen, i.v.m. de profetische overleveringen;
de “oesoelod-dienâ€, basistheorieën van de levensovertuiging; de “tafsierâ€, ofwel Koran-exegese; de “mantiqâ€, ofwel logica; etc.

lmaam Mohammed Siddieq Al-Ghammari heeft hierover het volgende gezegd: de “tarieqa†(soefi-weg) heeft zijn oorsprong in de openbaring. Want het doel is ongetwijfeld het niveau van “ihsaanâ€, dat in een overlevering van de Profeet Mohammed (vermeld door Omar ibn al-Chattaab, één van de bekendste volgelingen van de Profeet; deze ‘hadieth’ wordt ook vermeld in de authentieke verzameling van Imam Moeslim) genoemd wordt als één van de drie onderdelen van de levensovertuiging (“dienâ€), nl. “Islaamâ€, “lman†en “Ihsaan†(cfr. (118): “God te dienen alsof je Hem ziet, en hoewel je Hem niet kan zien (realiseer je dat) Hij jou wel zietâ€.

Uit de “Moeqaddima†van Ibn Chaldoen kunnen we nog het volgende citeren
“Deze wetenschap - i. e. “tasawwoef’ - hoort tot de orthodoxe, de “sjari’a†takken van wetenschap van onze (moslim) gemeenschap; de oorsprong ervan moeten we zoeken bij onze edele voorgangers (“salaf al-Oemmaâ€) onder de sahâba, volgelingen van de Profeet en hun opvolgers. Ze waren op zoek naar de werkelijke weg en (goddelijke) leiding (“haqâ€) en “hidayaâ€).

Het is gebaseerd op zoveel en serieus mogelijk ibâdah te doen (d. w.z. “godsdienst†in de diepere zin van het woord), zich voor God af te zonderen, het zich afwenden van alle wereldse vertoon en vermaak, en ascese t.o. v. wat men gewoonlijk verstaat onder leuke en aangename zaken, rijkdom en positie. Deze eigenschappen waren algemeen bekend en werden in praktijk gebracht door de sahâba en de edele voorgangers (“as-salaf as-sâlihâ€).

Toen men in en rond de tweede eeuw (islamitische jaartelling) steeds meer tot het wereldse aangetrokken werd, specialiseerden enkelen zich op de “dienst†(ibadah) - dit werd later bekend als “tasawwufâ€. De taken van de mens vanuit sjari’a oogpunt (d.w.z. de noodzakelijke godsdienstige praktijken) kunnen verdeeld worden in uiterlijke en innerlijke opdrachten, of regels die met de fysieke kant, het lichaam van de mens te maken hebben, en regels die voor het spirituele, het hart ven de mens bedoeld zijn. Bij beide hebben we te maken met geboden en verboden. Op fysiek vlak zijn er geboden, zoals het verrichten van de ‘salaat’ (het standaardgebed), het geven van de ‘zakaat’ (de armenbelasting), de ‘haddj’ (bedevaart naar Mekka), etc.: evenals verboden, zoals op moord, overspel, diefstal, het drinken van alcoholische dranken, etc..

Voorbeelden van geboden van het hart zijn: het geloof in God. Zijn engelen, openbaringsboeken en boodschappers, oprechtheid, tevredenheid, eerlijkheid, bescheidenheid en vertrouwen; terwijl verboden zijn: ongeloof (het arabische ‘koefr’ betekent letterlijk het bedekken†ven de waarheid), schijnheiligheid, trots, zelfgenoegzamheid, opschepperij, afgunst, jaloersheid, enz.

Hoewel beide aspecten belangrijk zijn, en eigenlijk niet van elkaar te scheiden, ligt er bij de bronnen van de sjari’a meer de nadruk op het spirituele, het innerlijke. Aangenomen wordt dat uiterlijke actie gebaseerd is op het innerlijke. Zo heeft de Profeet (V.) er altijd bij zijn metgezellen op aangedrongen hun “harten†te verbeteren, zoals in de volgende hadieth: Zo bevindt er zich in het lichaam een vleesklompje: als dat gezond is, dan is heel het lichaam gezond en als het ziek is, is het hele lichaam ziek. Dit nu is het hart.â€

Zoals hij (V.) ook zijn metgezellen tracht te leren dat God niet naar de buitenkant (van het lichaam) kijkt, niet naar de verschijning ervan, maar naar het binnenste (het hart)!

De bekende moslimgeleerde en imâm Al-Gazali heeft gezegd, dat kennisverwerving op het gebied van het (spirituele) hart en al zijn ziektes, een plicht voor iedere moslim is. In de Koran staat er met betrekking tot dit onderwerp o.a. het volgende:
“Zeg: Mijn Heer heeft de gruwelijkheden verboden, de uiterlijke en de innerlijkeâ€' (7: 33). Met de innerlijke gruwelijkheden wordt dan volgens de Koran-exegeten bedoeld: jaloezie, trots, afgunst, schijnheiligheid enz. De geleerden hebben in het algemeen deze verschillende geestelijke ziektes tot de doodzonden gerekend, waarvoor men specifiek berouw en evt. boete moet doen.

Hoe kan men dan deze ziektes vaststellen en genezing ervoor vinden? Welnu, tasawwuf heeft zich op dat gebied gespecialiseerd, nl. het zuiveren van het ego met al zijn tekortkomingen. Tasawwuf houdt zich behalve op dit - geestelijk - gebied ook bezig met fysische diensten, waardoor ze de mens verheft tot het hoogste niveau van geloof en gedrag. Tasawwuf moet dus als de “geest†van de islam beschouwd worden, terwijl de sjari’a a.h.w. als het “lichaam†gezien kan worden. Vervolgens zullen wij ter illustratie de belangrijkste praktische aspecten van Tasawwuf soefisme behandelen, te weten:

1- sohba (de gemeenschap),
2- ‘al-warieth al- Mohammadi (Mohammeds erfgenaam),
3- ‘Ahd (de gelofte),
4- ‘Ilm (kennis),
5- Moedjahidat an-nafs (zelfbeheersing),
6- Dzikr (de gedachtenis),
7- Moedzakira (het leerproces),
8- Chalwa (de afzondering).

Serieuze soefi’s nemen er geen genoegen mee mensen alleen de regels van het geloof en gedrag in theorie te leren; ze proberen alles wat zij van hun geestelijke leraar geleerd en ervaren hebben, in praktijk te brengen. Ze nemen hun leerlingen stap voor stap mee op het pad dat hen bij Allah brengt. Het is een praktisch programma, dat gebaseerd is op Gods boek, de Koran, en de navolging van Zijn Boodschapper (V.).

1. De gemeenschap (Sohba),

Het begrip ‘sohba’ wordt van enorm belang geacht: de mens is immers een sociaal wezen en wordt beïnvloed door wie hij ontmoet. Wie zijn vrienden en kennissen uit slechte en corrupte kringen kiest, zal hij of zijzelf meestal ook de verkeerde kant opgaan en omgekeerd. De mensen die met profeten in aanraking kwamen, zoals de discipelen van Jezus (a.s.) zijn vaak integer gaan leven.

Zo ook de ‘sahâba’ van Mohammed (V.), die door hun gedrag en niveau van geloof de boodschap van hun leermeester uit hebben kunnen dragen. En de ‘tabi’ien’, die één of enkele van de ‘sahâba’ gekend hebben en daardoor volkomen veranderd zijn.
En aangezien de boodschap van de profeet Mohammed van algemene toepassing en blijvende betekenis is, zijn het de geleerden en gnostici onder zijn volgelingen die de taak hebben Zijn boodschap uit te dragen. Zij zijn het die volgens een uitspraak van de Profeet (V.) de erfgenamen van de profeten zijn, en zij hebben de kennis, het gedrag, het geloof en diepe godsbewustzijn van de profeet geërfd. Zoals hij (V.) in een overlevering gezegd heeft:
“Zolang een gedeelte van mijn gemeenschap voor de waarheid opkomt, zullen diegenen die hen proberen te misleiden hen niets kunnen doen, totdat Allah ‘s belofte vervuld wordt.â€

Door in het gezelschap van deze verlichte leiders te leven kan men tot inkeer komen, tot verbetering en zelfdiscipline, tot verdieping van het geloof en correctie van de geloofsovertuiging. Dit kan men niet uit boeken en geschriften leren; het heeft te maken met karaktervorming, die door de uitstraling en het goede voorbeeld van de meester bevorderd wordt.

Aan de andere kant heeft iedereen wel bepaalde karakterfouten, zoals het zich beter voordoen dan men in werkelijkheid is, schijnheiligheid, jaloezie, afgunst, trots, opschepperij, etc., dingen die men zelf niet in de gaten heeft. Men ziet het bij de andere, niet bij zichzelf. Daarom heeft men iemand nodig, die beter in gedrag is, sterker geloof heeft, op een hoger niveau, met meer wijsheid om direct en indirect aan te geven welke gebreken men heeft. De Profeet (V.) heeft gezegd (in de hadieth-collectie van Aboe Da’oed) dat de gelovige een spiegel voor een andere gelovige is, maar spiegels zijn in verschillende soorten te krijgen - denk maar eens aan lachspiegels! De perfecte meester is als het ware een natuurgetrouwe spiegel die geslepen is in het gezelschap van zijn perfecte meester en door de profeet Mohammed, waarvan Allah (s.w.t.) in de Koran(33: 21) zegt:
“Jullie hebben toch in Gods boodschapper een goed voorbeeld voor wie op God en de laatste dag hopen en God veel gedenkenâ€.

Het lezen van de Koran en de overleveringen (hadieth) van profeet Mohammed) volstaan niet men heeft behoefte aan iemand - een verlicht persoon met kennis van de innerlijke behoeften - die hierop inspeelt: net zoals de geneesheer medicijnen voorschrijft. Zie ook in de Koran (62: 2): “Hij is her die bij de ongeletterden een boodschapper uit hun midden heeft laten opstaan die aan hen Zijn tekenen voorleest, die hen zuivert en die hun her boek en de wijsheid onderwijst, ook al verkeerden zij vroeger in duidelijke dwalingâ€.

Net zoals wij onszelf niet kunnen genezen van een fysische ziekte door het lezen van werken over de geneeskunde, des te meer hebben wij een dokter nodig voor onze innerlijke ziektes. Zo was de Profeet (V.) voor de sahâba; hij verstond de kunst het hart te zuiveren en te vormen. Voor deze kunst heeft de perfecte meester toestemming gekregen van zijn meester om die over te dragen aan zijn leerlingen, zoals de Profeet dat met zijn sahaba gedaan heeft.

De geleerde Ibn Qayyim Djawziyya heeft over het zoeken naar een meester het volgende gezegd:
Als een (gods)dienaar iemand wil volgen, moet hij kijken of de desbetreffende persoon tot de (gods)gedenkers behoort of tot de achtelozen, en of hij geleid wordt door zijn verlangens of door de openbaring. Als hij geleid wordt door zijn verlangens en tot de achtelozen behoort, is het een verloren zaak. Men moet naar de meester kijken, zijn voorbeeldfunctie en zijn leerlingen. Als hij is zoals hierboven beschreven, hou je dan ver weg van hem. Maar als hij zich het meest met de (gods)gedenking bezighoudt en het volgen van de soenna, is het zeker geen verloren zaak, integendeel zou men een dergelijke meester moeten volgen.†(uit: “Al-Wabil as-sayyib min al-kalami at-tayyibâ€, p. 53)

2. Op zoek naar de erfgenaam (al-warieth al- Mohammadi s.a.s)

Nadat we geconstateerd hebben hoe belangrijk het is om die erfgenaam van profeet Mohammed te vinden, om de weg naar perfectie te betreden, om te leren hoe een beter gedrag te ontwikkelen, verborgen fouten en innerlijke gebreken te ontdekken, volgt de vraag hoe we deze perfecte meester kunnen vinden om van zijn kennis te profiteren? En wat zijn daarvoor de voorwaarden, hoe moeten we ons zo iemand voorstellen?

In de eerste plaats moet degene die de behoefte voelt aan een geestelijk leidsman, zich serieus van deze intentie bewustzijn, en zich in alle oprechtheid tot God wenden, in het holst van de nacht bij voorkeur, en Hem vragen de weg te wijzen naar iemand die de weg naar Hem wijst. Hij moet dan serieus in zijn eigen stad gaan weken en zich niets aantrekken van mensen die beweren dat er in deze tijd geen ideale meester-opvoeders meer bestaan. Als hij in zijn eigen lokaliteit niemand kan vinden, moet hij op andere plaatsen verder gaan zoeken, net zoals de zieke die in zijn eigen buurt geen specialist kan vinden om hem te genezen of de juiste diagnose te stellen. De ideale meester zou moeten voldoen aan vier voorwaarden om volgelingen te begeleiden:

a - hij moet kennis bezitten van de individuele verplichtingen;
b - hij moet een diep godsbewustzijn hebben;
c - hij moet deskundig zijn op het gebied van karaktervorming;
d - hij moet toestemming van zijn eigen meester verkregen hebben om leerlingen te
begeleiden;

Net zoals men tegenwoordig het doktersambt niet uit kan oefenen zonder te zijn gepromoveerd bij een erkende professor van een erkende instelling, zo kan men in het soefisme ook niet als meester opereren tenzij men daartoe geautoriseerd is door een erkende meester in de school (directe geestelijke lijn) van profeet Mohammed (V.).

Verder kunnen we nog als tekenen van een meester aanduiden:

- dat als je in zijn gezelschap verkeert, je iets van zijn uitstraling merkt;
- als hij spreekt, zegt hij iets goeds of nuttigs en om advies te geven of iets te verduidelijken;
- ook als hij niets zegt, geniet je nog van zijn nabijheid;
- zelfs op een afstand kan je nog steeds zijn effect merken;
- dat je bij zijn leerlingen kwaliteiten vindt van geloof, oprechtheid, genegenheid e.d., die je aan bekende voorbeelden uit de geschiedenis doen denken; daarbij gaat het niet om de kwantiteit, maar om de kwaliteit - om hun zelfdiscipline, godsbewustzijn, in hoeverre zij hun eigen karakter hebben kunnen verbeteren en de goddelijke wet volgen; - dat zijn leerlingen die uit alle takken van de maatschappij afkomstig zijn, zoals dat bij de metgezellen van de Profeet (V.) het geval was.
 
23 mei 2011
1.992
17
3. Het afleggen van de gelofte

De soefi-leerling legt een gelofte af t.o.v. zijn meester dat hij hem zal volgen op de weg van zijn zelfverloochening, karakterverbetering, zelfdiscipline, om het stadium van rechtschapenheid te bereiken en andere hoge stadia van de ziel, zodat hij (3od kan dienen en aanbidden in volle bewustzijn, leiding en overtuiging. De gewoonte om deze gelofte af te leggen, staat duidelijk in de Koran, Soenna en vertellingen van/over de metgezellen. Zo staat er in de Koran (48: 10): “Zij die jou (Mohammed) trouw zweren, zweren God trouw. Gods hand is over hun handen. En wie die (gelofte) breekt, die breekt hem tot zijn eigen nadeel. Maar wie de verbintenis die hij met God gesloten heeft nakomt, die zal Hij een geweldig loon gevenâ€.

Ook uit de authentieke overleveringen van de profeet Mohammed (V.) en de sahâba blijkt duidelijk dat zij op allerlei manieren, zowel mannen, vrouwen als ook soms kinderen, geloften van trouw aan hem (V.) afgelegd hebben. Dit betrof dan meestal het geloof in de Ene God en de hoofdverplichtingen die daaruit voortvloeien, en daar wordt ook de strijd - in het algemeen voor God - genoemd. Ook aan de chaliefen zijn op deze manier geloften afgelegd, zoals duidelijk blijkt uit de bronnen over Aboe Bakr en Omar. Deze gewoonte is overgenomen door de soefi-leermeesters, die zich immers als geestelijke opvolgingen van de Profeet (V.) beschouwen. Zie hier o.a. het verhaal van Aboe Hassan An-Nadwi in zijn boek over islamitische persoonlijkheden aan zijn leerlingen en het effect dat dit op hen had (“Ridjaloe al-fikri wa ad-da’wah fil-islamâ€, p.248).

4. Het gebied van de kennisverwerving

Het verwerven van kennis ligt ten grondslag aan alles wat we doen, en net zoals we niets hebben aan kennis die met in daden omgezet wordt, zo stellen daden die niet gebaseerd zijn op kennis, niets voor.
Kennis en daden zijn tweelingen die met van elkaar te scheiden zijn. Om te beginnen moet een soefi-leerling kennis hebben van het geloof en van de vereisten op het gebied van de godsdienst en de omgang met anderen hebben; verder op het pad kan hij kennis van de verschillende gemoedstoestanden en van goed gedrag niet ontberen. De soefi praktijk is immers de toepassing en de verdieping van de Islam in al zijn aspecten. We vermelden hier een paar Koranverzen, die het belang ervan aantonen:

“God wordt echter gevreesd door de geleerden onder Zijn dienaren†(35: 28); ‘Zijn zij die weten en zij die nier weten gelijk?†(39: 9);

“God geeft aan hen uit jullie midden die geloven en aan wie kennis gegeven is hogere rangen†(58: 11)
Profeet Mohammed (V.) heeft hierover o.a. gezegd, in een overlevering van Aboe d-Dardâ’ die in de hadiethwerken van At-Tirmidzi, Aboe Da’oed en Ibn Madja vermeld wordt: “ Wie een weg volgt om kennis te verkrijgen, voor hem zal Allah de weg naar het paradijs vergemakkelijken, de engelen zullen uit tevredenheid met wat hij doet hun vleugels wijdspreiden. Voor de geleerde wordt om vergiffenis gevraagd door allen in de hemelen en op aarde, tot zelf de vissen in de zee. De verdienste van een geleerde boven een (gewone) dienaar is als de maan vergeleken met andere planeten. De geleerden zijn de erfgenamen van de profeten; deze (profeten) laten geen dinars of dirhams achter, maar kennis - wie daar iets van krijgt heeft een overvloedig aandeel.â€

De gebieden van kennisverwerving worden vanuit de sjari’a verdeeld in : - 1) verplicht, 2) verboden en 3) toegestaan:
i) Kennisverwerving die verplicht is kan weer onderverdeeld worden in twee gebieden, namelijk dat wat verplicht is voor iedere individuele moslim, en dat waarvan de plicht vervalt als enkelen uit de gemeenschap die vervullen.
Iedere individuele (volwassen, gezonde) moslim(a) heeft aldus de plicht:
a. te leren wat de soennitische geloofsovertuiging inhoudt, -
b. zoveel mogelijk te leren over wat van hem/haar verwacht wordt i.v.m. godsdienstige plichten,
c. kennis te nemen van algemene (omgangs)regels wat betreft de hand volksgezondheid, huisvesting, huwelijk, echtscheiding etc.,
d. gemoedstoestanden zoals vertrouwen, vrees en tevredenheid te bestuderen;
e. te realiseren welke goede en slechte karaktertrekken er zijn, om te proberen de god te verwerven en de slechte te vermijden.

Verder zijn er de plichten die door enkelen uit de gemeenschap moeten vervuld worden, als niemand ze vervult, is de hele gemeenschap schuldig. Hiertoe behoren de kennisgebieden die het welzijn van de samenleving bevorderen, zoals (islamitische) jurisprudentie (zo behoort er voor iedere moslimgemeenschap een ‘moeffi’ te zijn), Koran-exegese, hadieth-wetenschappen, (islamitische) theologie, rekenen, wiskunde, geneeskunde, wapenkunde, etc..

ii) Kennisgebieden die verboden zijn:
a. de studie van verwerpelijke ideologieën, godsdiensten, denkrichtingen, etc., behalve als het gaat om deze te weerleggen en de valsheid ervan aan te tonen;
b. astrologie, alchemie, gebruik van wichelroede e.d., terwijl astronomie wel toegestaan is;
c. zwarte magie; de studie van witte magie is wel toegestaan om de zwarte te onderkennen en mogelijkerwijs te bestrijden.

iii) Aanbevolen kennisgeving:
Hier kunnen we o.a. noemen: kennisname van de voordelen van lichamelijke en geestelijke oefeningen, van vrijwillige, aanbevolen en afgeraden daden van toewijding, het zich verdiepen in de jurisprudentiële en theologische vakken etc..

5. Het beheersen en louteren van het ego

Bij de studie van slechte karaktertrekken om er vanaf te komen helpt geen navelstaren, noch het lezen van geleerde psychologische- of psychiatrische verhandelingen of boeken over gedrag, karaktervorming en soefisme. Het is noodzakelijk aan een praktische beheersing en. loutering van het ego te werken. Er wordt in de islam onderscheid gemaakt tussen drie soorten van strijd:

1) het bestrijden van de fysische vijand,
2) het bestrijden van de duivel en
3) het bestrijden van het ego.

“En zij die zich voor Ons inspannen, Wij zullen hen op onze wegen leiden†. (29: 69) Dit vers werd geopenbaard gedurende de Mekkaanse periode, d.wz. toen er geen “fysische strijd was. Het gaat dus om het onder controle krijgen van het ego, om met aan al zijn grillen en begeerten toe te geven, maar juist om alle opdrachten van Godswege te realiseren. De mogelijkheid bestaat ongetwijfeld voor de mens om zichzelf te verbeteren, om goede i.pv. slechte eigenschappen te cultiveren, om zijn gewoontes en zijn karakter bij te stellen - anders is een geestelijke leidsman nutteloos. De eerste stap op dit pad van zelfverloochening is, dat men niet meer met zichzelf tevreden is, dat men realiseert, zoals Joesoef in de naar hem genoemde soera van de Koran, s. 53, dat het (lage) zelf, het ego tot kwaad aanzet.

Als men zich dat realiseert, heeft men geen tijd meer om op de fouten of gebreken van anderen te letten, maar zal men steeds proberen om eigen fouten te realiseren en om bij zichzelf gebreken te vermijden. Men tracht eerst de ongehoorzaamheden van de zeven lichaamsdelen, te weten: tong, oren, ogen, handen, benen, maag en geslachtsdelen onder controle te krijgen en die door daden van gehoorzaamheid (aan Gods wil) te vervangen. Dan gaat men over naar de innerlijke strijd, en probeert slechte karakter-eigenschappen zoals trots, het doen alsof en het zich kwaad maken om redenen van eigenbelang, te vervangen door perfecte eigenschappen zoals nederigheid, oprechtheid en zachtaardigheid. Dat houdt in dat men zich allerlei dingen moet gaan ontzeggen of verbieden, die door Allah toegestaan zijn, zoals men bij andere godsdiensten in verschillende vormen van ascese tegenkomt. Zoals in de Koran (7: 32 en 33) staat:

“0, kinderen van Adam, trek jullie mooie kleding aan bij elke moskee en eet en drinkt, maar verspil niet; Hij houdt niet van verspillersâ€.
Zeg: Wie heeft de mooie dingen van God die hij voor Zijn dienaren heeft voortgebracht en de goede dingen van de levensbehoeften verboden?’
Zeg: ‘Zij zijn in het tegenwoordige leven bestemd voor hen die geloven en op de Dag der opstanding aan hen voorbehouden. ‘Zo zetten Wij de tekenen uiteen aan de wetenden onder de mensen. Zeg: ‘Mijn Heer heeft slechts de gruweldaden verboden, de uiterlijke en de innerlijke, en de zonde en de onrechtmatige toe-eigening en dat jullie aan God metgezellen toevoegen, iets waarover Hij geen machtiging heeft neergezonden, en dat jullie over God zeggen waar jullie geen weer van hebben.â€


Laten we dan ook nog eens duidelijk stellen dat het soefisme geen apart of nieuw geloof is, maar de praktische toepassing van de Islam en het volgen van Gods boodschapper op aarde (V.). We moeten natuurlijk een onderscheid maken tussen bepaalde ‘soefis’ en ‘soefisme’: de afgedwaalde soefi is geen vertegenwoordiger van het soefisme, net zoals het gedrag van een bepaalde moslim en ‘de islam’, of dat van een christen en ‘het christendom’ met over één kam kunnen en mogen worden geschoren! Het doel van soefi-leerlingen is gericht op de perfectie van de ziel, op zelfinkeer, goddelijke inspiratie, volkomen tevredenheid etc., onfeilbaarheid die alleen weggelegd is voor profeten en goddelijke boodschappers. Het disciplineren van het ego is daarbij een onontbeerlijk middel op die weg. Wie een stap op het juiste pad zet heeft een kans om op de juiste bestemming te geraken.

6. De Godsgedachtenis

Het gedenken van God - ‘zikrollah’ - is het instrument bij uitstek waarbij alle stadia, alle vormen van kennis en gemoedstoestand tot bloei komen.. Allah zegt in de Koran (51: 56): “Ik heb de mensen en de djinn slechts geschapen om Mij te dienenâ€

De mens kan alleen maar tot dit besef komen door middel van de godsgedachtenis; uit nalatigheid volgt het inslapen of zelfs het afsterven van het (geestelijk) hart.
De ideale mutaswwef gedenkt God altijd, waar hij zich ook bevindt. Hij ontleent daaraan zijn gemoedsrust, wat er verder dan ook met hem mag gebeuren in de wereld. Hij volgt daarmee het voorbeeld van de geliefde profeet Mohammed (V.), die zich altijd in de toestand van godsgedachtenis bevond. in de Koran staat hier o.a. (4: 102) over: “En wanneer jullie het gebed beëindigd hebben » gedenk dan God staande, zittende en liggende op je zijâ€.

Het woord ‘dzikr’ wordt in de islamitische bronnen met verschillende betekenissen gebruikt, o.a. voor de Korantekst zelf; meestal gaat het om het herhalen van verscheidene gewijde formules, zoals ‘soebhânallah’, ‘alhamdoelillah’, ‘la ilâha illallah’, ‘Allahoe akbar’, ‘allahoemma salli ‘alâ Mohammad’ enz. Een ander voorbeeld hiervan uit de Koran is (2: 152): “Gedenk Mij, dan gedenk Ik jullie, en betuig Mij dank en wees niet ongelovig .

Deze aanmoediging tot de godsgedachtenis wordt vele malen en op verschillende manieren herhaald in de Koran, alsook in de profetische overleveringen zoals de volgende van Aboe Moesa Al-Asjari, vermeld in Boechari’s authentieke hadiethverzameling: “De gelijkenis van degene die zijn Heer gedenkt en die dat niet doet, is zoals een levende t.a.v. een dode (ziel)â€.

Ibn Qayyim vertelt in zijn eerder genoemde boek dat zijn meester lbn Taimiyya gezegd zou hebben dat de gedachtenis (de ‘zikr’) voor het hart net is als het water voor de vis. De godsgedachtenis is de enige vorm van religieuze toewijding die niet gebonden is aan bepaalde voorwaarden of beperkingen. Wel zijn er verschillende vormen van ‘dzikr’, zoals: hardop of overzacht, met de tong of met het hart - imâm An-Nawawi heeft gezegd dat de gedachtenis met het hart of met de tong kan plaatsvinden, het liefst simultaan (cfr. de tekst van sjeich Demircioglu), maar als het van én komt, dan beter vanuit het hart - alleen of in groep - de hadieth van Anas, een volgeling van de Profeet vermeld door At-Tirmidzi in zijn hadiethverzameling, hoofdstuk ad-Da’wa geeft een aanwijzing over de waarde van de groepsgedachtenis: “Als ge bij een paradijselijke weide voorbijkomt, graas er dan van harte in. Ze vroegen wat een paradijselijke weide is, en Hij .) zei: Cirkels van (mensen bezig met) de gedachtenis†- bepaald of onbepaald - bepaald door een bepaalde plaats of gelegenheid, zoals na het standaardgebed, of bij het eten, slapengaan, de gemeenschap etc.â€

Drs. Ahmed Rafïq FRiS
 
23 mei 2011
1.992
17
Heb veel over het soefisme gelezen...ik vind het een hele vage stroming.

Het in de loop der eeuwen uitgelopen op wat het nu is, subhana Allaah hoe het gelopen is.

Ik ken het boek, alleen heb em niet helaas. Stond nog op mn 'te bestellen lijst' (net als zoveel andere boeken :giechel:)
 
Bovenaan