- Topicstarter
- #1
- 1 feb 2011
- 1.382
- 18
Voor mijn rechtstudie hebben we dit artikel bestudeerd. Graag wil ik dit met jullie delen voor de geintresseerden. Ik vind het persoonlijk heel interessant.
Fouad Abdi en Wibo van Rossum
MAROKKANEN IN NEDERLAND LEVEN IN EEN RECHTSPLURALISTISCHE SITUATIE. ZIJ HEBBEN TE MAKEN MET
HET NEDERLANDSE, HET MAROKKAANSE EN HET ISLAMITISCHE RECHT. HOE GAAN ZIJ DAARMEE OM? WELK
RECHT LATEN ZIJ IN WELKE SITUATIE PREVALEREN? DOOR MIDDEL VAN EEN AANTAL INTERVIEWS WORDT EEN
AANZET TOT ONDERZOEK NAAR DEZE KWESTIE GEGEVEN.
De Marokkaanse overheid lijkt graag greep te houden op de Marokkanen buiten Marokko, die hun nationaliteit schijnbaar niet kunnen verliezen.2 Marokko noemt doorgaans
het bestrijden van islamitisch terrorisme en het in kaart brengen van potentiële radicaliserende groepen als belangrijkste reden voor zijn bemoeienis. Onderzoekers geven als redenen voor de activiteiten van Marokko ook dat de Marokkaanse overheid de politiek actieve personen in de gaten wil houden die het bestaande Marokkaanse systeem zouden kunnen ondermijnen en dat Marokko de inkomsten door
migranten veilig wil stellen.3 Een van de gevolgen van de activiteiten van de Marokkaanse overheid is dat het Marokkaanse familierecht voor Marokkanen in Nederland niet alleen juridisch geldt, maar ook feitelijk een behoorlijk invloed heeft. Tegelijkertijd is in interviews met Marokkanen vast te stellen dat Nederlandse ‘familierechtelijke’ waarden en normen in hun leefwereld doordringen. Beide invloeden
worden echter gemedieerd door een derde waardesysteem, namelijk dat van de islam.
De globaliserende islam
De moderne ethische oriëntatie op de islam is volgens ons een belangrijke bindende factor voor moslims, met een grotere morele en politieke invloed op de Marokkanen in Nederland dan de Marokkaanse en Nederlandse overheid en wetgeving. Maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland
en elders in de wereld zorgen ervoor dat Marokkanen zichzelf in plaats van als Marokkaan, tegenwoordig primair zien als moslim.4 Een Marokkaanse Nederlander kan zich daarom net zo makkelijk verbonden voelen met Marokko als met ‘broeders in Irak’ of met de Palestijnse zaak. De islam globaliseert en de gemeenschap van moslims is een wereldwijde, gedeterritorialiseerde umma aan het worden.5 Marokkanen in Nederland sluiten daar met hun gedrag bij aan. De ‘ethisch globaliserende islam’ wordt steeds meer de toetssteen waaraan de bemoeienis van Marokko, maar ook de Nederlandse waarden worden afgemeten. Daarbij wordt niet zoals vroeger de imam van de moskee in de buurt gevolgd, die ingebed is in een context waarin islamitische en lokale culturele waarden en normen zijn vermengd. De islam komt de huiskamers binnen via de satelliet-tv, teksten en gebeden in mp3 op he internet en de imams die op internetfora hun wetenschappelijke kennis ten toon spreiden en vragen
beantwoorden.6 De islam wordt ook een godsdienst waarin individuen op basis van hun persoonlijke overtuiging deelnemen.
Vooral de religieuze beleving van de islam en de ethische richtsnoeren voor het dagelijks leven zijn belangrijk, kortom een islam die wordt geabstraheerd van lokale omstandigheden. Deze ontwikkelingen worden bevestigd in een verkennend kwalitatief rechtssociologisch onderzoek onder een beperkte groep Nederlandse Marokkanen. Nader kwantitatief onderzoek zou moeten uitmaken of wat wij op
basis van enkele diepte-interviews zeggen, breder geldt. Het verkennende onderzoek besloeg diepte-interviews die zijn afgenomen bij elf Marokkanen, zowel mannen als vrouwen, uit verschillende generaties. Respondenten zijn in een lokale moskee en in een theehuis gevraagd om mee te werken aan het onderzoek en om in hun kennissenkring hetzelfde aan anderen te vragen. De respondenten werden
geselecteerd met het oog op een zo groot mogelijk diversiteit, dat wil zeggen op generatie, geslacht en (door de interviewer ingeschatte) houding ten opzichte van Nederland, Marokko en de islam. Onder de geïnterviewden zijn zowel Berbers als Arabische Marokkanen. Enkele geïnterviewden waren aanvankelijk wantrouwig ten opzichte van de doelstelling van het onderzoek en de rol van de (Marokkaanse)
interviewer. Men moest eerst het vertrouwen krijgen dat de gegevens anoniem verwerkt zouden worden en niet zouden worden doorgeven aan de Marokkaanse of Nederlandse geheime dienst.8 De centrale vraag van het onderzoek was hoe de Nederlandse Marokkanen met dubbele binding
omgaan met de spanning tussen verschillende waarden- en rechtssystemen en welke factoren daarop van invloed zijn.
Het onderzoek beperkte zich tot de verhouding tussen mannen
en vrouwen inzake huwelijk, echtscheiding, de opvoeding
van kinderen, de familiestructuur en het ouderlijk
gezag over kinderen na echtscheiding. Resultaten van het empirische onderzoek
Van de geïnterviewden oriënteren de mannen zich ideologisch
vooral op het Marokkaanse (familie)recht, de vrouwen
op de ‘Nederlandse’ waarde van de gelijkheid van man en
vrouw, en beide bovenal op wat men ziet als islamitisch
recht. Het is vooral dit spoor dat wij hieronder in de interviewfragmenten
zullen volgen. De kenmerkende tendens in
de interviews betrof het relateren van eigen gedrag van de
respondenten aan ‘de islam’. De invloed van de Marokkaanse
koning en overheid is via het Marokkaanse familierecht (via
de consulaten en ambassade, de media, persoonlijke verhalen)
weliswaar aanwezig, maar deze wordt kritisch becommentarieerd
of (voor zover dat mogelijk is) ontweken. Net zo
goed probeert men een eigen lijn te volgen ten opzichte van
wat men ziet als de Nederlandse waarden. Hieronder wordt
eerst een algemene karakteristiek gegeven van de geïnterviewden
op basis van hun generatie. Vervolgens gaan wij
met enkele interviewfragmenten in op hun ideologische orientatie
op de islam versus de kritische houding ten opzichte
van Marokkaans en Nederlands familierecht en de onderliggende
waarden.10 Algemene karakteristiek van de geïnterviewden: drie
generaties
Bij de geïnterviewden uit de eerste generatie (twee mannen
en een vrouw, allen in de zestig) overheerst een gevoel
van heimwee naar Marokko doordat het leven in Nederland
als mislukt wordt gezien. Men heeft spijt dat men
naar Nederland gekomen is of dat men na een bepaalde
tijd niet naar Marokko is teruggekeerd. De kinderen zijn
‘vernederlandst’ in de zin dat ze hun eigen plan trekken en
traditionele familiebanden niet meer waarderen: ‘Iedereen
is bezig voor zichzelf.’ De kinderen, menen de geïnterviewden,
‘noemen zich nog wel moslim’ maar ‘de echte islam
beleven is in Nederland niet mogelijk’. De vrouw zei bijvoorbeeld
retorisch: ‘Wat moeten we tegen Allah zeggen?
Dat we naar Nederland zijn gegaan voor het geld en dat het
ons niet is gelukt om onze kinderen een goede opvoeding
te geven?!’ Tegelijk zijn deze ouderen realistisch ten aanzien
van een leven in Marokko. Ook daar zijn er velen die
niet leven volgens de islam, zeggen zij, en is het vaak moeilijk
om kinderen de juiste opvoeding te geven
Bij de geïnterviewden die tot de tweede generatie gerekend
kunnen worden (twee mannen en twee vrouwen, allen
rond de veertig), lijkt zich een verschil tussen mannen en
vrouwen af te tekenen. De vrouwen oriënteren zich op de
ontwikkeling van wat een ‘Nederlandse islam’ genoemd
kan worden en tegelijk ‘een pure islam’. De waarde van de
gelijkheid tussen mannen en vrouwen bijvoorbeeld zien
deze vrouwen als inherent aan de islam. ‘Het echte islamitische
recht staat al voor gelijkheid, dus is er geen enkel
probleem om de islam met de Nederlandse waarden en
normen te combineren.’ Daarentegen is het recht in vele
islamitische landen, waaronder Marokko, ver van de islam
afgedwaald. Ook de twee mannen zijn de mening toegedaan
dat de echte, pure islam in Marokko geen kans krijgt
om zich te wortelen. Beide mannen zien echter een scherpe
scheiding tussen westerse en islamitische waarden en
normen en wijzen een vermenging af. Zij zijn negatiever
dan de vrouwen ten aanzien van Nederlandse waarden
zoals gelijkheid. Een van hen maakt zich bijvoorbeeld
zorgen over zijn dochters, die hij wil beschermen tegen
Nederlandse invloeden. Hij leest de koran met hen en
stuurt hen ieder weekend naar de moskee, maar hij vreest
‘dat het niet genoeg is’. De andere man ‘heeft respect voor
het Nederlandse recht, want dat hebben de Nederlanders
zelf zo afgesproken’. Maar waar mogelijk moeten Marokkanen
(en andere moslims) het islamitische recht volgen,
dat niet door mensen is gemaakt ‘maar door een oppermachtige
god die het beste voor iedereen wil’. Deze man is
getrouwd en heeft meerdere vriendinnen ‘omdat dat een
recht is dat ik van Allah heb gekregen’. De vrouwen, zegt
hij, zijn akkoord gegaan met zijn voorwaarden.
Ook bij de geïnterviewden van de derde generatie
(drie vrouwen, één man, tussen vijftien en twintig jaar
oud) is een verschil in acceptatie van Nederlandse waarden
tussen de vrouwen en de man te zien. De man oriënteert
zich op de interpretatie van oorspronkelijke teksten
en concludeert dat ‘de echte islam’ in geen enkel islamitisch
land wordt gehanteerd en gepraktiseerd. Voor hem is
de islam een persoonlijk richtsnoer. Hij vermijdt situaties
die mogelijk ‘haram’ (onrein, verboden) zijn en respecteert
het Nederlandse recht omdat de islam dat voorschrijft. De
vrouwen zien zichzelf als ‘anders dan Nederlanders’ omdat
ze moslima zijn. Het gevoel ‘anders te zijn’ duidt erop,
menen wij, dat deze vrouwen zich primair op de waarden
van de islam en pas daarna op de Nederlandse waarden orienteren.
Opmerkelijk genoeg hoeft dit gevoel ‘anders te zijn’
niet tot daadwerkelijke verschillen in gedrag te leiden. De
vrouwen hechten bijvoorbeeld grote waarde aan de gelijkwaardigheid
van man en vrouw, maar zien tegelijk – net als
de vrouwen van de tweede generatie – geen confl ict met
de islam zoals deze eigenlijk is of hoort te zijn. Vooral deze
derde generatie gaat bewust om met het ‘leven in twee culturen’.
Een van de vrouwen vertelt dat ze de Marokkaanse
culturele regels doorgaans negeert, zij het dat zij soms haar
moeder wil bezoeken zodat zij uit respect voor haar ‘voor de
buren toch doet alsof ze een nette Marokkaanse is’ (dat wil
in dit geval zeggen ‘niet roken en nette kleding dragen’).
Marokkaans, Nederlands en islamitisch recht
De Marokkaanse koning is ‘vorst der gelovigen’ en is de
bewaker van de islam. Mohammed VI, die sinds 1999
koning van Marokko is, moet net als zijn vader Hassan II
Fouad Abdi en Wibo van Rossum
MAROKKANEN IN NEDERLAND LEVEN IN EEN RECHTSPLURALISTISCHE SITUATIE. ZIJ HEBBEN TE MAKEN MET
HET NEDERLANDSE, HET MAROKKAANSE EN HET ISLAMITISCHE RECHT. HOE GAAN ZIJ DAARMEE OM? WELK
RECHT LATEN ZIJ IN WELKE SITUATIE PREVALEREN? DOOR MIDDEL VAN EEN AANTAL INTERVIEWS WORDT EEN
AANZET TOT ONDERZOEK NAAR DEZE KWESTIE GEGEVEN.
De Marokkaanse overheid lijkt graag greep te houden op de Marokkanen buiten Marokko, die hun nationaliteit schijnbaar niet kunnen verliezen.2 Marokko noemt doorgaans
het bestrijden van islamitisch terrorisme en het in kaart brengen van potentiële radicaliserende groepen als belangrijkste reden voor zijn bemoeienis. Onderzoekers geven als redenen voor de activiteiten van Marokko ook dat de Marokkaanse overheid de politiek actieve personen in de gaten wil houden die het bestaande Marokkaanse systeem zouden kunnen ondermijnen en dat Marokko de inkomsten door
migranten veilig wil stellen.3 Een van de gevolgen van de activiteiten van de Marokkaanse overheid is dat het Marokkaanse familierecht voor Marokkanen in Nederland niet alleen juridisch geldt, maar ook feitelijk een behoorlijk invloed heeft. Tegelijkertijd is in interviews met Marokkanen vast te stellen dat Nederlandse ‘familierechtelijke’ waarden en normen in hun leefwereld doordringen. Beide invloeden
worden echter gemedieerd door een derde waardesysteem, namelijk dat van de islam.
De globaliserende islam
De moderne ethische oriëntatie op de islam is volgens ons een belangrijke bindende factor voor moslims, met een grotere morele en politieke invloed op de Marokkanen in Nederland dan de Marokkaanse en Nederlandse overheid en wetgeving. Maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland
en elders in de wereld zorgen ervoor dat Marokkanen zichzelf in plaats van als Marokkaan, tegenwoordig primair zien als moslim.4 Een Marokkaanse Nederlander kan zich daarom net zo makkelijk verbonden voelen met Marokko als met ‘broeders in Irak’ of met de Palestijnse zaak. De islam globaliseert en de gemeenschap van moslims is een wereldwijde, gedeterritorialiseerde umma aan het worden.5 Marokkanen in Nederland sluiten daar met hun gedrag bij aan. De ‘ethisch globaliserende islam’ wordt steeds meer de toetssteen waaraan de bemoeienis van Marokko, maar ook de Nederlandse waarden worden afgemeten. Daarbij wordt niet zoals vroeger de imam van de moskee in de buurt gevolgd, die ingebed is in een context waarin islamitische en lokale culturele waarden en normen zijn vermengd. De islam komt de huiskamers binnen via de satelliet-tv, teksten en gebeden in mp3 op he internet en de imams die op internetfora hun wetenschappelijke kennis ten toon spreiden en vragen
beantwoorden.6 De islam wordt ook een godsdienst waarin individuen op basis van hun persoonlijke overtuiging deelnemen.
Vooral de religieuze beleving van de islam en de ethische richtsnoeren voor het dagelijks leven zijn belangrijk, kortom een islam die wordt geabstraheerd van lokale omstandigheden. Deze ontwikkelingen worden bevestigd in een verkennend kwalitatief rechtssociologisch onderzoek onder een beperkte groep Nederlandse Marokkanen. Nader kwantitatief onderzoek zou moeten uitmaken of wat wij op
basis van enkele diepte-interviews zeggen, breder geldt. Het verkennende onderzoek besloeg diepte-interviews die zijn afgenomen bij elf Marokkanen, zowel mannen als vrouwen, uit verschillende generaties. Respondenten zijn in een lokale moskee en in een theehuis gevraagd om mee te werken aan het onderzoek en om in hun kennissenkring hetzelfde aan anderen te vragen. De respondenten werden
geselecteerd met het oog op een zo groot mogelijk diversiteit, dat wil zeggen op generatie, geslacht en (door de interviewer ingeschatte) houding ten opzichte van Nederland, Marokko en de islam. Onder de geïnterviewden zijn zowel Berbers als Arabische Marokkanen. Enkele geïnterviewden waren aanvankelijk wantrouwig ten opzichte van de doelstelling van het onderzoek en de rol van de (Marokkaanse)
interviewer. Men moest eerst het vertrouwen krijgen dat de gegevens anoniem verwerkt zouden worden en niet zouden worden doorgeven aan de Marokkaanse of Nederlandse geheime dienst.8 De centrale vraag van het onderzoek was hoe de Nederlandse Marokkanen met dubbele binding
omgaan met de spanning tussen verschillende waarden- en rechtssystemen en welke factoren daarop van invloed zijn.
Het onderzoek beperkte zich tot de verhouding tussen mannen
en vrouwen inzake huwelijk, echtscheiding, de opvoeding
van kinderen, de familiestructuur en het ouderlijk
gezag over kinderen na echtscheiding. Resultaten van het empirische onderzoek
Van de geïnterviewden oriënteren de mannen zich ideologisch
vooral op het Marokkaanse (familie)recht, de vrouwen
op de ‘Nederlandse’ waarde van de gelijkheid van man en
vrouw, en beide bovenal op wat men ziet als islamitisch
recht. Het is vooral dit spoor dat wij hieronder in de interviewfragmenten
zullen volgen. De kenmerkende tendens in
de interviews betrof het relateren van eigen gedrag van de
respondenten aan ‘de islam’. De invloed van de Marokkaanse
koning en overheid is via het Marokkaanse familierecht (via
de consulaten en ambassade, de media, persoonlijke verhalen)
weliswaar aanwezig, maar deze wordt kritisch becommentarieerd
of (voor zover dat mogelijk is) ontweken. Net zo
goed probeert men een eigen lijn te volgen ten opzichte van
wat men ziet als de Nederlandse waarden. Hieronder wordt
eerst een algemene karakteristiek gegeven van de geïnterviewden
op basis van hun generatie. Vervolgens gaan wij
met enkele interviewfragmenten in op hun ideologische orientatie
op de islam versus de kritische houding ten opzichte
van Marokkaans en Nederlands familierecht en de onderliggende
waarden.10 Algemene karakteristiek van de geïnterviewden: drie
generaties
Bij de geïnterviewden uit de eerste generatie (twee mannen
en een vrouw, allen in de zestig) overheerst een gevoel
van heimwee naar Marokko doordat het leven in Nederland
als mislukt wordt gezien. Men heeft spijt dat men
naar Nederland gekomen is of dat men na een bepaalde
tijd niet naar Marokko is teruggekeerd. De kinderen zijn
‘vernederlandst’ in de zin dat ze hun eigen plan trekken en
traditionele familiebanden niet meer waarderen: ‘Iedereen
is bezig voor zichzelf.’ De kinderen, menen de geïnterviewden,
‘noemen zich nog wel moslim’ maar ‘de echte islam
beleven is in Nederland niet mogelijk’. De vrouw zei bijvoorbeeld
retorisch: ‘Wat moeten we tegen Allah zeggen?
Dat we naar Nederland zijn gegaan voor het geld en dat het
ons niet is gelukt om onze kinderen een goede opvoeding
te geven?!’ Tegelijk zijn deze ouderen realistisch ten aanzien
van een leven in Marokko. Ook daar zijn er velen die
niet leven volgens de islam, zeggen zij, en is het vaak moeilijk
om kinderen de juiste opvoeding te geven
Bij de geïnterviewden die tot de tweede generatie gerekend
kunnen worden (twee mannen en twee vrouwen, allen
rond de veertig), lijkt zich een verschil tussen mannen en
vrouwen af te tekenen. De vrouwen oriënteren zich op de
ontwikkeling van wat een ‘Nederlandse islam’ genoemd
kan worden en tegelijk ‘een pure islam’. De waarde van de
gelijkheid tussen mannen en vrouwen bijvoorbeeld zien
deze vrouwen als inherent aan de islam. ‘Het echte islamitische
recht staat al voor gelijkheid, dus is er geen enkel
probleem om de islam met de Nederlandse waarden en
normen te combineren.’ Daarentegen is het recht in vele
islamitische landen, waaronder Marokko, ver van de islam
afgedwaald. Ook de twee mannen zijn de mening toegedaan
dat de echte, pure islam in Marokko geen kans krijgt
om zich te wortelen. Beide mannen zien echter een scherpe
scheiding tussen westerse en islamitische waarden en
normen en wijzen een vermenging af. Zij zijn negatiever
dan de vrouwen ten aanzien van Nederlandse waarden
zoals gelijkheid. Een van hen maakt zich bijvoorbeeld
zorgen over zijn dochters, die hij wil beschermen tegen
Nederlandse invloeden. Hij leest de koran met hen en
stuurt hen ieder weekend naar de moskee, maar hij vreest
‘dat het niet genoeg is’. De andere man ‘heeft respect voor
het Nederlandse recht, want dat hebben de Nederlanders
zelf zo afgesproken’. Maar waar mogelijk moeten Marokkanen
(en andere moslims) het islamitische recht volgen,
dat niet door mensen is gemaakt ‘maar door een oppermachtige
god die het beste voor iedereen wil’. Deze man is
getrouwd en heeft meerdere vriendinnen ‘omdat dat een
recht is dat ik van Allah heb gekregen’. De vrouwen, zegt
hij, zijn akkoord gegaan met zijn voorwaarden.
Ook bij de geïnterviewden van de derde generatie
(drie vrouwen, één man, tussen vijftien en twintig jaar
oud) is een verschil in acceptatie van Nederlandse waarden
tussen de vrouwen en de man te zien. De man oriënteert
zich op de interpretatie van oorspronkelijke teksten
en concludeert dat ‘de echte islam’ in geen enkel islamitisch
land wordt gehanteerd en gepraktiseerd. Voor hem is
de islam een persoonlijk richtsnoer. Hij vermijdt situaties
die mogelijk ‘haram’ (onrein, verboden) zijn en respecteert
het Nederlandse recht omdat de islam dat voorschrijft. De
vrouwen zien zichzelf als ‘anders dan Nederlanders’ omdat
ze moslima zijn. Het gevoel ‘anders te zijn’ duidt erop,
menen wij, dat deze vrouwen zich primair op de waarden
van de islam en pas daarna op de Nederlandse waarden orienteren.
Opmerkelijk genoeg hoeft dit gevoel ‘anders te zijn’
niet tot daadwerkelijke verschillen in gedrag te leiden. De
vrouwen hechten bijvoorbeeld grote waarde aan de gelijkwaardigheid
van man en vrouw, maar zien tegelijk – net als
de vrouwen van de tweede generatie – geen confl ict met
de islam zoals deze eigenlijk is of hoort te zijn. Vooral deze
derde generatie gaat bewust om met het ‘leven in twee culturen’.
Een van de vrouwen vertelt dat ze de Marokkaanse
culturele regels doorgaans negeert, zij het dat zij soms haar
moeder wil bezoeken zodat zij uit respect voor haar ‘voor de
buren toch doet alsof ze een nette Marokkaanse is’ (dat wil
in dit geval zeggen ‘niet roken en nette kleding dragen’).
Marokkaans, Nederlands en islamitisch recht
De Marokkaanse koning is ‘vorst der gelovigen’ en is de
bewaker van de islam. Mohammed VI, die sinds 1999
koning van Marokko is, moet net als zijn vader Hassan II