Onrechtstaat België: het hallucinante verhaal van Yassine Channouf

5 mrt 2012
18.240
681
Donderdagochtend ontwaakte Yassine Channouf, journalist bij onder meer DeWereldMorgen.be en veel gevraagd spreker, in een nachtmerrie. Hij werd door negen federale agenten om 7u 's ochtends van zijn bed getild en samen met twee broers meegenomen naar het politiekantoor. Het was het begin van een hallucinante ervaring die twee dagen duurde.

Yassine Chanouf, hier tweede in de rij

Het was enkele minuten voor 7. Het schemerde in mijn hoofd tussen fictie en werkelijkheid. Ik hoorde snelle voetstappen op de trap, maar ik kon ze niet plaatsen. Tot er plots “POLITIE, POLITIE, POLITIE" werd geroepen door mannen die hun zaklamp op mij richtten.” JOUW NAAM, NAAM”. Ik gaf hen mijn naam en één van hen zei: “Ja, da is 'em.” Voor ik het goed en wel besefte hadden ze me in een stevige greep. Ik vroeg of ik tenminste mijn kleren mocht aandoen. Ze gaven me zelf enkele kledingstukken nadat ze die goed doorzocht hadden.

Dan werd ik geboeid en moest ik naar beneden. Mijn andere broers werden ook gearresteerd maar ze moesten mij hebben, het mannetje met de bril. De politie geloofde dat ik de dader was van een diefstal van 5.000 euro, een diefstal zonder geweld, zonder bedreiging of bezwarende omstandigheden zoals letterlijk staat in het dossier. Toch stormden negen agenten van de federale politie mijn huis binnen op zoek naar het geld en de dader.

Ze beweerden dat ik een auto had gehuurd waarmee de diefstal had plaatsgevonden. Nu heb ik nog nooit in mijn leven in België een auto gehuurd, dus was ik twee keer verrast. Ik een auto gehuurd? Ik een diefstal gepleegd? Daar zat ik dan, verward, het hoofd gebukt, naast een huilende verslagen moeder die haar drie zonen omringd zag door politieagenten. Wat mijn moeder vooral verbaasde was dat ik werd gehandboeid was, en dat de politie vooral geïnteresseerd was in mij. Ze vroeg me nog: “Wat heb je gedaan?”. Ik schudde mijn hoofd. Mijn oudste broer heeft heel wat op zijn kerfstok, en ze twijfelden eerst of ze hem ook mee moesten nemen. Maar ze namen ons dus alle drie mee. Het was voor het eerst in mijn leven dat ik het koude metaal van handboeien voelde. Maar er was nog veel dat ik voor het eerst zou mogen ervaren.

Stinkend deken en beton
Eerst werden we naar het politiecommissariaat in de Handelstraat gebracht. De buren keken vol verbazing hoe we met z’n drieën uit het huis werden geëscorteerd. Hoewel er geen enkele reden voor was zetten de twee jonge mannelijke agenten hun zwaailichten aan en reden als cowboys door de straten, en zelfs over stoepranden als het te druk was. Onze bestemming was het cachot, en de politieagenten wilden ons in alle haast daarnaartoe brengen. Het was voor het eerst in mijn leven dat ik een cachot van binnen zag. Het is helemaal van beton, en het enige attribuut was een eerder gebruikt deken dat stonk. Er was geen matras. Als je wou liggen dan moest je op beton liggen. Het voelde verstikkend en het leek alsof de kamer van 2 op 2 steeds aan het krimpen was. Ik ging op een gegeven moment zelfs in het midden zitten. Spijtig genoeg kon ik het stinkende deken niet ver van mezelf gooien.

Dan werden we na wat ik schat een goed uur -het leek wel een eeuwigheid- uit het cachot gehaald en naar Turnhout gebracht door de federale politie. We werden alle drie in aparte auto’s vervoerd. Eenmaal in Turnhout werd ik weer in een cachot gestopt. Rond half 10 werd ik voor het eerst verhoord, maar niet voordat ik op arrogant gehoon werd onthaald. “Gij hebt er zeker niks mee te maken. Jaja, da hebbe we nogal 's gehoord hiere.” Ik kan me alle opmerkingen niet meer herinneren, maar de teneur was duidelijk. Ik werd geminacht en alles wat ik zei werd in twijfel getrokken. Het was voor hen duidelijk dat ik ‘schuldig’ was.

Ik spelde hen zelfs de les over welke onderzoeksmethodes zij konden hanteren om mijn alibi’s te checken, maar dat was buiten hun goodwill gerekend. Ze confronteerden me met camerabeelden en ze wezen naar de dader. Ik vertoonde een sterke gelijkenis met hem want hij draagt een bril, en ik draag een bril. Dit zou gouden inspiratie moeten zijn voor stand-up comedians, maar ik heb dit dus echt meegemaakt bij de federale politie – de ‘intelligente’ politie. Het was al op die camerabeelden duidelijk dat buiten de bril, de dader en ik geen andere opvallende gelijkenis deelden. Maar de agenten die mij verhoorden bleven de nadruk leggen op die bril.


Na het verhoor werd ik weer naar het cachot gebracht en niet veel later werd ik voorgeleid bij de onderzoeksrechter. Daar waren een heleboel mensen aan het wachten, dus het leek me onmogelijk om te zien hoe de onderzoeksrechter de dossiers goed kon onderzoeken alvorens tot een beslissing te komen. Het is hallucinant dat de onderzoeksrechter dus op basis van een indruk en hetgeen hem wordt ingefluisterd door de onderzoekers kan beslissen om over te gaan tot een aanhouding. Ik had dus geen ‘geluk’. Weer zei ik aan de onderzoeksrechter dat ik er niets mee te maken had, en ik vroeg hem of hij gewoon de moeite kon nemen om de camerabeelden te bekijken. Dan zou duidelijk blijken dat ik de persoon niet was. Ik vertelde de onderzoeksrechter dat ik de volgende dag belangrijke verplichtingen had, en een zeer belangrijke deadline te halen voor mijn studies aan de universiteit van Leiden. Dat stond zwart op wit in verschillende mails.

Blanco strafregister
De onderzoeksrechter gaf geen krimp en alsof ik er niet toe deed vroeg hij mij of ik wel de ernst van de feiten besefte. Het meest pijnlijke was het moment waarin hij zei dat hij geen onschuldige mensen laat arresteren. Awch. Hij besloot om mijn aanhouding te bevelen, dus ik was wel schuldig! Hij beloofde wel dat hij de agenten zou bevelen om mijn alibi’s die dag nog te checken zodat ik mijn belangrijke afspraken niet zou missen. Dom als ik was hechtte ik geloof aan die belofte. Dom was het inderdaad omdat de volgende dag zou blijken dat het niet was gebeurd. In het bevel tot aanhouding stond, en ik citeer letterlijk: “Overwegende dat er immers een ernstig gevaar bestaat dat de inverdenkinggestelde bij voorlopige invrijheidsstelling zal recidiveren, gelet op het lucratief en georganiseerd karakter van de feiten”. Het gebruik van termen zoals ernstig gevaar en werkwoorden als zullen en recidiveren was een verdere indicator dat ik echt wel schuldig werd geacht. Ik had dus een blanco strafblad, en was nog nooit in contact gekomen met het gerecht. Toch geloofde de onderzoeksrechter dat ik zou ‘recidiveren’.

Van de onderzoeksrechter ging het naar de gevangenis. Onderweg vroeg ik mijn escorterende agenten hoe ik thuis zou geraken nadat de onderzoeksrechten mijn alibi zou hebben gecheckt. Ik geloofde dus echt dat ik die dag nog vrij zou komen en maakte me al zorgen over hoe ik thuis kon geraken, nu mijn telefoon, geld, portefeuille en identiteitskaart allemaal in beslag waren genomen. Maar de agenten zeiden simpelweg dat ze geen taxidienst waren. Tot daar het empathisch vermogen van de federale politie in België.

Hersendodende soap
Voor het eerst in mijn leven zag ik de binnenkant van een gevangenis. Ik werd meteen in een reguliere cel gestopt. De cel stonk, de muur zat vol met vlekken waar ik de oorsprong niet van kon, en ook niet wou raden. Ik zat daar en probeerde te beseffen wat er mij overkwam. Die avond zou ik normaal vergaderen met Movement X, en 14 medebestuursleden zouden van overal komen naar Brussel waar ze op mij zouden wachten. Ik had namelijk de sleutel van de vergaderzaal. In de gevangenis werd ik verwelkomd door cynisch gehoon van een cipier. “Onschuldig zeker? Jaaa. Hier zeggen ze dat allemaal. Teken hier voor uw nieuwe kleren.” Daarna moest ik me omkleden. Daar stond ik dan, helemaal naakt voor twee cipiers. De vernedering die ik toen voelde kan ik niet beschrijven. Mijn eigen ondergoed of sokken mocht ik zelfs niet meer aanhouden. Ik kreeg een complete set. Die gevangeniskledij vodden noemen, is oneer doen aan het woord vodden. De kleren waren veel te groot.

Dan werd ik geleid naar mijn nieuwe cel die gelukkig niet stonk. Mijn celgenoot was niet blij door mijn onverwachtse bezoek. Hem werd beloofd dat hij een eigen kamer zou krijgen. De cipier zei dat het nu eenmaal zo was en dat hij mijn aanwezigheid moest aanvaarden. Mijn celgenoot verliet boos de kamer. Ik wist niet waar hij naartoe ging maar later bleek dat hij ging werken. Een tweetal uren later kwam hij terug en we begonnen wat te praten. Hij was de eerste persoon die mij als mens behandelde en mij vroeg of ik al had gegeten of gedronken.

Tijdens alle voorgaande procedures werd er mij zelfs geen glas water aangeboden. Hij maakte vlug wat koffie klaar en gaf me een wafel.” Hij vertelde me over zijn leven en over het leven in de gevangenis. Hij maakte mijn bed op en hij zei dat ik mij niet moet generen en dat ik alles van hem kon gebruiken. Hij keek veel televisie en het verbaasde me enigszins dat deze ‘zware jongen’ geen enkele aflevering miste van soaps als ‘Thuis’ en ‘Familie’. Voor mij is het een marteling om te kijken naar zulke hersendodende soaps maar daar keek ik er naar als een zombie. Dan kwam ons avondmaal. Een stapel boterhammen met simpel beleg en wat koffie.

Het enige moment van ‘ontspanning’ was de wandeling die 45 minuten duurde. Ik voelde me een vogel in een kooi. Een vogel omdat de beperkte ruimte waarin we ons vrij konden bewegen onmetelijk groot leek in vergelijking met de cachots en de cellen waar ik in die ellendige lange dag had gezeten.


 
5 mrt 2012
18.240
681
Doorgeslagen stoppen

Eenmaal terug in de cel probeerde ik te slapen, maar het lukte gewoonweg niet. Gedetineerden communiceren met elkaar via de raampjes door naar elkaar te roepen. En het lawaai en de voetstappen van de cipiers enerveerden mij. Ik bleef een hele nacht naar het plafond staren.


De volgende ochtend werd de deur omstreeks 7 uur opengedaan. Het ontbijt bestond uit simpele sneetjes boterhammen en een 5-tal speculooskoekjes. Daarna moest ik verplicht naar de dokter. Na minutenlang te hebben geflirt met de verpleegsters keek hij mij eindelijk aan en zei droogjes: “Klachten?”. Ik schudde mijn hoofd. Dan zei hij: “Geen klachten. Daag.”

Ik ging meteen weer naar mijn cel en keek uit naar de wandeling. Ik drukte op de knop die aangaf dat ik wou wandelen. Niet veel later zei de cipier tegen mij dat ik niet mocht wandelen omdat ik naar de dokter was geweest. “T’is oftewel den dokter of de wandeling. Da zijn de regels”, zei hij. Voor het eerst werd ik boos en gooide ik met de boterham die in mijn handen lag. In mijn Marokkaanse cultuur hebben we enorm veel eerbied voor brood, en als je met brood gooit, dan betekent dat dat de stoppen echt zijn doorgeslagen. Ongelooflijk hoe hard ik uitkeek naar die wandeling, maar dat me dat werd ontzegd. Er werd me niet verteld dat ik kon kiezen tussen de twee. Er werd me gewoon bevolen om naar de dokter te gaan. Als gedetineerde word je dus niet ingelicht over je rechten.




Het kan zijn dat ...
Omstreeks 9 uur werd ik weer uit de cel gehaald, deze keer om opnieuw ondervraagd te worden in Hoogstraten waar de diefstal plaatsvond. We werden eerst aan een grondige en vernederende fouille onderworpen alvorens te worden geboeid. In een gekooide wagen werden we naar Hoogstraten gereden. Twee ongeüniformeerde keken me goed aan en zeiden tegen mij: “Ja, dat is em hé.” Waarop ik antwoordde: “The one and only.” Eenmaal daar werden we weer in een cachot gestopt. Wat er tegen mijn broers werd gezegd weet ik niet.

Maar af en toe kwam er een vriendelijke agent –de eerste die ik had ontmoet- mij vragen stellen over mijn alibi’s. Toen werd het duidelijk dat de onderzoeksrechter zijn beloftes niet was nagekomen. Als de politie de moeite had genomen om mijn alibi’s te checken – en die waren zeer overtuigend, dan had ik die hel niet moeten doorstaan.

Ik werd uit het cachot gehaald na een tweetal uren. De politie nam toen mijn vingerafdrukken. Daarna moest ik weer in het cachot. Na 3 à 4 uur in het cachot te hebben doorgebracht kwamen de agenten met de volgende boodschap: “Het kan zijn dat jij niet de persoon bent op de camerabeelden.” Wat ik al sinds het eerste moment probeerde te zeggen werd nu pas bevestigd. Maar in plaats van verheugd te zijn was ik woedend omwille van de formulering. Ik riep: “Kan zijn?! KaN ZIJN???!!! Ik wist niet dat jullie zo amateuristisch waren dat jullie twee dagen nodig hebben om te checken of iemand dezelfde persoon is als op de camerabeelden.”

Ik werd dan verhoord en de agenten zeiden dat mijn alibi inderdaad klopte maar dat het ook een andere persoon kon zijn die zich aandiende in de plekken waar ik op het moment van het misdrijf was. Ik bevestigde en zei dat het inderdaad een andere persoon kon zijn, en dat de kans ook bestond dat ik plastische chirurgie onderging om een andere gezichtsuitdrukking te hebben na die diefstal. Ik was zeer arrogant tijdens dat verhoor.

De agenten vroegen of ik vrijwillig een DNA-staal wou afgeven. Ik weigerde en zei dat ik niet meer wenste mee te werken aan het verdere onderzoek omdat de onderzoeksrechter zijn beloftes niet had nagekomen. Het was op dat moment duidelijk dat ik helemaal onschuldig was, maar toch wilden de agenten dat ik belastende verklaringen aflegde. Ze probeerden nog goodwill te creëren door te zeggen dat ze mijn alibi’s evengoed pas na het weekend zouden kunnen checken. Dus normaal politiewerk is tegenwoordig een gunst. Normaal politiewerk is niet meer vanzelfsprekend. De opsluiting van een onschuldige persoon is iets dat normaal is.

Cel 77
De agenten bleven aandringen en zeiden dat het toch niet uitmaakte of ik een DNA-staal gaf als ik onschuldig was. Ik weigerde en zei dat ik niet graag in herhaling viel. Mijn vertrouwen in het ‘gerecht’ was volkomen verdwenen. Dan zeiden ze dat de procureur mijn weigering kon interpreteren als schuld en dat ik gedwongen kon worden om mijn DNA-staal te geven. Toen zei ik: “Alsof ik hier al niet gedwongen zit.” Ze zeiden doodleuk dat ik daarna nog gearresteerd kon worden indien ik vrijgelaten zou worden omwille van mijn weigering. Ik haalde mijn schouders op.


Hoewel het toen duidelijk was dat ik onschuldig was – mijn alibi’s klopten en de man met de bril op de camerabeelden was duidelijk een andere persoon – werd ik geboeid naar de gevangenis gebracht, deze keer in een gewone combi. De mensen op straat konden mij zien, geboeid en in een gevangenisplunje. Ik kon de reacties al aflezen op hun gezicht. Wat zal die Marokkaan nu weer hebben gedaan.


In de gevangenis ging ik meteen naar mijn cel. Daar zat ik gewoon naar de televisie te kijken. Omstreeks half drie kreeg ik dan eindelijk te horen dat ik naar huis mocht. Ik heb mezelf nog nooit zo snel aangekleed. Ik schreef snel een briefje voor mijn celgenoot en bedankte hem voor zijn gastvrijheid en wenste hem sterkte. Dan verzamelde ik mijn spullen en spurtte ik weg. Ik vroeg aan de cipier of ik iemand mocht bellen om mij op te pikken. Dat mocht niet. Dan moest ik wachten in een kooi tot er andere vrijgelaten gedetineerden zouden komen. Het wachten duurde eindeloos. Ik snapte niet waarom ik niet gewoon naar buiten mocht gaan. Uiteindelijk kregen we onze oude kleren terug – heerlijk gevoel om in je eigen kleren te zitten – en werden we met zijn vieren naar een cel geëscorteerd. Dat was toevallig dezelfde stinkende cel waar ik naartoe werd gebracht in het begin. Cel 77.

We wachtten daar bijna een uur. En geen enkele cipier wou mijn zus bellen om te zeggen dat ik vrij was. Zelfs een onschuldige ex-gedetineerde die buiten wandelt wordt nog behandeld als een crimineel, en wordt op een denigrerende manier toegesproken.

Het was pas na zessen dat ik eindelijk buiten was. Daar stond ik dan in de kou in Turnhout. Ik had geen geld, geen indentiteitsbewijs, geen abonnement van het openbaar vervoer, geen GSM. Alles werd in beslag genomen thuis. Zelfs mijn laptop, studentenkaart en reispas. Wat die zaken te maken hebben met een diefstal van geld is me echt een raadsel.

Bedelaar
Ik pleegde onmiddellijk mijn eerste misdrijf na het vrijkomen uit de gevangenis. Ik reed zwart in het openbaar vervoer. Toen besefte ik dat het systeem zo misdadigers creëert.

Eenmaal in Antwerpen kwam ik meteen een familielid tegen die verbaasd was om mij te zien. Hij nam me mee naar een restaurant en stopte me 50€ toe. Wat voelde ik me als een bedelaar op dat moment. Ik moest mijn moeder de hele tijd troosten omdat ze twee dagen lang lag te huilen. Haar brave, studerende zoon werd geboeid meegenomen uit haar huis om 7 uur ’s ochtends na een inval van 9 agenten van de federale politie. Meer dan wie dan ook heeft mijn moeder geleden onder dit voorval.

Zaterdag ging ik naar het politiekantoor in de Handelstraat waar ik een attest van identiteit wou. Ik had namelijk geen enkel document waarin mijn identiteit opstond.

De receptioniste aan de balie was even arrogant als bijna alle agenten die ik de voorbije dagen was tegengekomen. Ze weigerde mij te helpen omdat, en ik citeer: “de federale politie zal wel een goeie reden hebben om al uw documenten in beslag te nemen.” Ik was woedend – en begon te schelden. Ik verliet al spuwend het politiekantoor en ging naar een café om wat koffie te drinken. Ik probeerde alles te laten bezinken, ik probeerde alles op een rijtje te zetten, maar het lukte me niet. Ik werd op zo’n korte tijd met zoveel onrecht geconfronteerd.

Verhalen
Voor mij is het duidelijk. België is geen rechtstaat, het is een onrechtstaat. Na wat vrienden te hebben gesproken heb ik besloten om de tijd die me rest te investeren in het verzamelen van soortgelijke verhalen.

Het kan niet dat zulke voorvallen anno 2014 kunnen plaatsvinden. Ik heb veel mails met steun gekregen. Mensen proberen me ook te bellen maar mijn GSM is nog steeds in beslag genomen. En ik heb geen enkele verontschuldiging gekregen van een agent(e), cipier of onderzoeksrechter. Niemand gaf me enig advies over hoe ik klacht kan indienen tegen de transgressies die hebben plaatsgevonden. Ik werd letterlijk op straat gedumpt en vandaar moest ik mijn plan trekken. En die straffeloosheid zit me het meest dwars van allemaal.

Maandagochtend ging ik terug naar de federale politie. Zij waren nu al een stuk vriendelijker en vertelden me dat het onderzoek nu wordt gevoerd door de lokale politie van Hoogstraten. Ik reed naar Hoogstraten waar ik na een uurtje wachten mijn spullen terugkreeg. Voor mij eindigt het verhaal natuurlijk niet hier. Ik ben blij dat ik niet de enige ben die gechoqueerd is over hoe makkelijk een onschuldige burger in de gevangenis kan belanden. Ik hoop dat ik gelijkaardige verhalen kan verzamelen om ze kenbaar te maken aan de wereld.
 
Bovenaan