Het verhaal van de twee broers | Hajit n wawmaten

15 jul 2014
47
27
Dit is een verhaal uit het boek "De menseneetster" van Maarten Kossmann. Het boek is geschreven in het berbers met nederlandse vertaling, dus ik dacht ik deel het. De oorsprongelijke tekst is Atlas-tamazight, dus ik moest het omzetten in Tamazight n Arif. Uitleg over lezen:
u = oe
c = sh (sh, werk niet omdat er ook woorden zijn die met s + h zijn en er dan verwarring is).
x = kh (kh, werkt ook niet, zelfde als sh).
ḥ (met puntje onder) = 7 (omdat ik die zeven gewoon irritant vind:rolleyes:, 3 is een uitzondering dan).

Vertaling onderaan.


De twee broers | Wawmaten


Ḥajit-kum ma jit-ek, mara tweddaragh at-naf. Ad-inigh ijj n thajit qadem zzaman.

Gharnegh ijj n seyyed tugha ghas tnayn n temgharin. Yekkar themmutas temghart tamezwarut, temghart-a tejja ijj uḥenjar. Yekkar 3awed yemrec, ḥmi themmut temghart tamezwarut. Ḥmi yemrec seyyed-nni yeqqim akides uḥenjar-nni nnes. Yeqqim ig temghart nnes, tsemma d arbib(stiefzoon) nnes. Temghart nnes tekkar turu rad nettat ijj uḥenjar.

Ḥmi turu aḥenjar-nni fghen d msawasen. D icniwen, tsemma msawasen am wa am wa, tsemma wa dini bu lefleq qa3. Lmuhim d wenni netta (Hahaha geweldig hoe 3 keer hetzelfde wordt uitgelegd en dan ‘’ lmuhimm wenni netta’’ gezegd wordt). Iwa iḥenjarn-nni tsemma thella(thalla) daysen ruxa yemmas. Thella daysen kifkif, makla kifkif, arrud kifkif, tissi kifkif, min xsen d kifkif. Lmuhim ijj n nhar, teqqim
tenna (ixf-nes): ―Ixes-ayi necc ad-snegh mmi zeg werbib inu.
Mmis d werbib nnes msawasen. Wa-t3eqqer wa zeg wa.
Tenna (ixf-nes): ―Mamec gha ggegh?
Truḥ gha ijj n lmujerreb(wijze man), tennas:
― A sidi lmujerreb qa ghari mmi d werbib inu, maca wa-sinegh mmi zeg werbib inu.
Yennas: ― Tessned min gha tegged?
Tennas: ― Min gha ggegh?
Yennas: ― Egg ixf-nnem therced, tezzred di thmuath, uca egg ijj n tzewda, egg dayes r’ḥenni.
Yennas: ― Wenni dd gha yasen d amezwaru yeqqim-am gha ajedjif, qa tessned illa wenni d mmim. Wenni dd gha yasen d aneggaru yeqqim-am gha idarn qa tessned illa wenni d arbib-nnem.
Tennas: ― Waxxa.
Yennas: ― Ammeni mara teggid tit, qreb xas tazewda n rḥenni x mmim-nni i gha yeqqimen gha ajedjif-nem, tsemma ḥuma at-t3eqred.
Tennas: ― Waxxa.
Truḥ gha taddath. Nthni iḥenjarn ruḥen ad-yemmren.

Mermi awḥen zi tyemra, tessen yemma-tsen illa rweqt mermi dd xeccen ghas. Yemma-san ḥmi tugha 3rayen gguan ad-awḥen, uca tsne3mer dzehha, “ah!” dzehha dzehha, “ah, ah, ah!”, iwa Lmuhim teqqim din dzehha. Xeccen ihenjarn, ttesran zha-nni. Ixecc dd uḥenjar-nni yesmeḥ deg wukidar-nnes(arme akidar) d wucca-ness(jachthond), kurci rebhayem-nnes yesmeḥ daysen, iruḥ yuzzer yettragha:
― Yemma, yemma! Mi cem yughin?
Tennas: ― Lla, wa-zemagh ca a mmi inu! Wa-zmagh ca cwayt.
Iwa yeqqim-as gha ujedjif yeqqim ittemhaca. Arbib-nnes armi yeqqen akidar-nnes, d ukidar n umas, d wucca-ness d wucca n umas 3awed, ad-yas, yennas arbib:
― Mi cem yughin a yemma?
Yeqqim-as gha idarn. Safi, ruḥa yemma-san aq-c tessen. Yekkar yexs ad-yekka mmis, yennas:
― A yemma, jj-ayi ad-raḥegh ad-qqnegh akidar inu d aqkzin inu, qa jjix-ten azmen.
Yennas umas: ― Qa qqnegh-ten necc, ma3lic.
Yennas: Lla, lla, jj-ayi. Kka anaḥ anexza.
Uca netta yus-d ad-yekka, nettat yemmas teqreb xas tazewda n rḥenni, tennas:
― Aya mmi inu! Qerbegh xak tazweda-ya.
Yennas: ― Lla, ma3lic a yemma ma3lic.
Lmuhim yekka ibedder arrud, aq c yemmas armi ibedder arrud, t3eqqrit. Tedwer t3eqqer mmis. Teggas ca n L’imara xas igg rḥenni, t3eqqrit. Tessen ruxa mmis zeg werbib nnes.

Uca teqqim ttegg lmakla d lemliḥ i mimis, aghrum yirdan, aysum d asebḥan. Arbib ness tegg-as lmakla cwayt waha. Uca lmuhim rebda traḥen yemmren gguan ttemsefraqen, ijjen ittekk ammu ijjen ammu. Ttemsefraqen wa-ttmunen. Lmuhimm ijj n nhar qqimen gguan gguan merqan deg ijj n wemcan.
Yennas: ―Nhar-a a uma a nemmucru jmi3.
Yennas: ― Waxxa, d wenni netta.
Yekka wenni ahenjir-nni umi yedja yemmas, yejbed d taqrabt. Yejbed zayes aghrum d lemliḥ d azeggwagh, d dwaz, d weysum d asebḥan d rexudath d lemliḥ. Meskin arbib-nnes, yejbed dd aghrum cwayt waha, aysum cwayt waha, yeqqim yessas-it ammu yeqqim. Uca yeqqim ixezza di reḥwayejj-enni yufa reḥwayejj-enni ḥsen zi tinni ghas.
Yennas: ― Cekk umi ghak yemmac, xza men dac ttegg. Necc umi wa-ghari-bu yemma, cuf min dayi ttegg.
Yennas umas:― A uma, necc wa-ssigh yemma ttegg ammu. Min texsed as-ggegh i yemma as-ggegh. Tazud at-nghegh, at-nghegh.
Yennas: ― Cekk ghak yemmac at-tenghed? Necc yemma wa ghari ca? Mayemmi-tt gha tenghed?
Yennas: ― Lla a uma, tenni d yemmac, wa-tzemmad akides temenghed.
Yennas: ― Lmuhim necc wa-ttawwiḥegh ca gha taddath, necc ad-hajregh.
Yennas umas: ― A amu, Llah yehdik, yallah a-ne3qeb gha taddath. 3qeb waha, yemma mayn texsed as- ggegh tsemma min gha necc at-necc marra, min gha nadh at-nadh marra.
Yennas: ― Lla a uma-inu, safi.
Yennas: ― Ad-hajregh.
Dini ijj n tara, tara-nni tazzer s waman.
Yennas: ― A uma, twarid tara-ya? Mermi tekkid ssa tufid tit tazzer, qa tessned idja umac yedda. A tekked ssa tufid tit tuzegh, qa tessned idja umac yemmuth. Waxxa?
Umas yuḥḥer dayes, yugi, uca yennas umas: ―Safi.

Wenni(arbib) ihajer. Wenneghni yeqqim. Umi yeqqim ye3qeb gha taddath. Mermi ye3qeb netta wa-sen yinni ca, di taddath wa-ssinen ca yuyua.

...wordt vervolgt...
 
Laatst bewerkt:
15 jul 2014
47
27
Hajit-kum ma jit-ek.(Arabisch: “Ik vertelde jullie, en liet jullie niet achter”, zeggen vertellers meestal aan het begin)

Als we iets vergeten zijn zullen we het vinden. Ik zal een verhaal vertellen van heel lang geleden.

Er was eens een man die twee vrouwen had. Zijn eerste vrouw stierf. Zij had één zoon. Toen zijn eerste vrouw gestorven was trouwde hij opnieuw. Toen hij trouwde bleef die zoon van hem bij hem, de vrouw leefde dus samen met haar stiefzoon. Toen kreeg zij ook een zoon.

De twee broers leken zo op elkaar dat het wel tweelingen hadden kunnen zijn, ze zagen er precies hetzelfde uit, er was geen enkel verschil. De moeder zorgde voor beiden even goed: ze aten hetzelfde, ze droegen hetzelfde, ze dronken hetzelfde, wat er ook was, ze kregen hetzelfde.

Op een dag zei ze tegen zichzelf:
―Ik moet mijn zoon van mijn stiefzoon kunnen onderscheiden .
Haar zoon en stiefzoon leken namelijk zó op elkaar dat ze hen niet uit elkaar kon houden.
Ze zei:― Wat moet ik doen?
Ze ging naar een wijze man en zei:
― Wijze man, ik heb een zoon en een stiefzoon, maar ik kan ze niet onderscheiden. Wat moet ik doen?
Hij zei:
― Doe alsof je ziek bent en ga plat op de grond liggen, en zet naast je een pot met henna. Degene die als eerst komt gaat bij je hoofd zitten. Dan weet je dat dat je zoon is. Degene die als laatste komt gaat bij je voeten zitten. Dat is je stiefzoon. Daarna moet je de pot met henna over je zoon heen gooien die bij je hoofd zit, zodat je hem kunt herkennen.
― Goed, zei ze.
Ze ging weer naar huis. De jongens gingen op weg, het waren jagers.


Toen de tijd kwam waarop ze wist dat ze terug zouden komen deed ze alsof ze kreunde. ‘Au!’ Ze kreunde en kreunde: ‘Au! Au!’ Ze bleef kreunen en toen de twee aankwamen hoorden ze het gekreun. De ene jongen liet zijn paard en zijn hond en zijn dieren allemaal staan, hij rende naar binnen en riep:
― Moeder, moeder, wat is er aan de hand?
Ze zei: ― Ik voel mij niet goed mijn zoon, ik ben een beetje ziek.
Hij ging bij haar hoofd zitten en begon met haar te praten. Haar stiefzoon bond eerst zijn paard vast en het paard van zijn broer en zijn (jacht)hond en de hond van zijn broer en kwam daarna pas.
Hij zei: ―Wat is er aan de hand moeder?
Hij ging bij haar voeten zitten. Toen wist ze het zeker. Haar zoon wilde opstaan en zei:
― Moeder, ik moet even weg om mijn paard en hond vast te binden, ik heb ze niet vastgemaakt.
Zijn broer zei: ―Ik heb ze al vastgebonden, je hoeft niet meer.
― Nee, nee, laat me maar, kom mee, sta op dan gaan we kijken.
Toen hij wilde staan gooide de moeder de pot met henna over hem heen en zei:
― O jee, mijn zoon, ik heb de pot over je heen gegooid.
― Dat maakt niets uit moeder.
Toen hij andere kleren wilde aantrekken kon ze hem herkennen. Ze kon haar zoon nu herkken, ze had met henna een teken op hem gemaakt en kon hem nu van haar stiefzoon onderscheiden. Van toen af aan maakte ze voor haar zoon goed eten klaar, tarwebrood en goed vless, terwijl ze voor de stiefzoon slecht eten klaarmaakte.

Telkens als ze gingen jagen gingen ze uit elkaar, de ene ging de ene kant op de andere de andere kant op. Ze bleven niet bij elkaar. Op een dag hadden ze gelopen en gelopen, toen ze elkaar ergens tegen kwamen. Toen zei de een:
― Vandaag mijn broer zijn we elkaar tegengekomen en kunnen we samen eten.
― Zo is het, zei zijn broer.
De jongen die nog een moeder had nam zijn zak en haalde er een prachtig bruin brood uit en saus en mooi vlees en lekkere groente. De stiefzoon haalde zijn slechte brood en zijn slechte vlees te voorschijn. Hij legde het neer. Hij bekeek het andere eten en zag dat het veel beter was dan dat wat hij bij zich had. Hij zei:
― Jij hebt nog je moeder, kijk eens hoe goed ze voor je zorgt kijk eens wat ze allemaal voor je klaarmaakt. Ik heb geen moeder meer en kijk eens wat ze voor mij klaarmaakt.
De ander zei:
― Ik wist niet dat mijn moeder dat deed. Ik doe met haar wat je wilt dat ik met haar doe. Als je wilt dat ik haar dood, dood ik haar, wat je maar wilt, ik doe het.
Hij zei:
― Jij hebt nog je moeder en zou haar doden? Terwijl ik geen moeder meer heb. Waarom zou je haar doden? Nee, broer, het is je moeder, dat doe je niet. Ik ga niet meer terug naar huis, ik ga weg.
Zijn broer zei:
― Ach broer, kom we gaan naar huis. Kom toch gewoon mee. Met moeder doe ik wat je maar wilt. Wat we eten zullen we samen eten, wat we aantrekken zullen we beiden aantrekken.
De stiefbroer zei:
― Nee broer laat het, ik ga weg.

Er was daar in een bron waar water stroomde. De stiefbroer zei:
― Zie je deze bron? Als je hier langs komt en er stroomt nog water, dan weet je dat je broer nog leeft. Als je hier langskomt en hij staat droog, dan weet je dat je broer dood is. Goed?
De broer praatte nog op hem in, maar zonder succes, hij zei:
― Genoeg ervan.

De stiefbroer ging weg. De ander ging terug naar huis. Hij vertelde thuis niets, ze wisten niet dat de stiefbroer weg was.
 

Patron

Amazigh
9 mrt 2012
4.028
560
Gelukkig is er een vertaling voor dit Berberse verhaal. Want de berberse tekst is moeilijk te lezen.
 
15 jul 2014
47
27
Gelukkig is er een vertaling voor dit Berberse verhaal. Want de berberse tekst is moeilijk te lezen.

Het originele script was veel moeilijker om eerlijk te zijn :p, dat is zeg maar berbers die ze in centrale atlas spreken.
Maar als je goed bent in Berbers is het helemaal niet onleesbaar ofzo, het ligt denk ik aan hoe je de letters gebruikt.
op een rij:

a = (meestal) de 'e' van bed, (kan ook) de a van arm, of de a van aap (ligt aan het woord)
b = b
c = sh
d = d
e = soort van 'uh'... kijk naar de 'e' in me, de, ze
f = f
g = 'g' in good, great
h = h
i = 'i' van ik
j = 'j' van jacket
k, l, m ,n, p = precies hetzelfde
q = net als de Arabische qaf.
r,s,t = precies hetzelfde
u = oe (mensen doen meestal: Waloe of Jnoen, maar dat is gewoon vernederlandst :p)
w = 'w' van what, when
x = 'g' van goed, graag
y = 'j' van ja
z = z

gh = Arabische Ghayn -> Ghari = ik heb bijvoorbeeld
3 = Arabische Ayn
ḥ (met puntje onder) = waar meeste een 7 voor gebuiken oftewel een Arabische Ha (van ra bijv. -> ga ), ik doe geen 7 omdat het boek ook die h met punt gebruikt.

Dj = 'j' in job(engels) of join.

Dubbele letters: zoals gg, tt, ss, mm etc.hoef je de letter in principe maar 1 keer uit te spreken. Dus Yeqqim (hij zat) = qua uitspraak hetzelfde als 'Yeqim'.
 
Bovenaan